Voeding speelt een belangrijke rol in de lichamelijke en psychische gezondheidsachterstand van mensen met een psychiatrische aandoening. Mariette Houwert-Zuidema, diëtist in opleiding bij GGz Centraal, heeft onderzoek gedaan naar de voedingsinname en het eetgedrag van mensen met een psychiatrische aandoening die klinische zorg ontvangen.

Hoewel er veel onderzoek is gedaan naar voeding bij mensen met een psychiatrische aandoening die ambulante zorg ontvangen, is dit voor mensen die klinische zorg ontvangen niet het geval. Daarom heeft Mariette willen onderzoeken hoe het voedingspatroon van cliënten in de klinische zorg eruitziet.

Data uit 2021

Voor haar onderzoek heeft Mariette gebruik gemaakt van data die zijn verzameld tussen maart 2021 en juni 2021.

Deze data zijn verzameld voor de MULTI+ studie. Een groot onderzoek naar de leefstijlbehandeling die enkele jaren terug centraal is komen te staan in de behandeling. De gegevens zijn afkomstig van 53 deelnemers van gemiddeld 47 jaar. 28% van de deelnemers is vrouw.

Methode

De Voedingsinname is gemeten met de 24H Recall methode . Dat wil zeggen dat je uitvraagt wat en hoeveel iemand heeft gegeten en gedronken de afgelopen 24 uur. Het beoordelen van de kwaliteit van de voeding is gedaan aan de hand van de richtlijnen van Schijf van Vijf.

Daarnaast is geregistreerd op welke momenten iemand gegeten heeft: ontbijt, lunch, avondmaaltijd en/of tussendoor. Ook zijn eetgedrag en de ernst van de aanwezige symptomen uitgevraagd.

Wat zeggen de grafieken?

In de grafieken is te zien welk voedingsmiddel de deelnemers in welke mate eten.
Zo eet 42% van de deelnemers een hoeveelheid groente die volgens de richtlijn van het voedingscentrum voldoende is (rankingcategorie 2), terwijl 26% van de deelnemers méér groente eet dan de richtlijn aanbeveelt (rankingcategorie 3).
Verder eet 8% van de deelnemers minder groente dan aanbevolen (rankingcategorie 1) en eet 25% van de deelnemers helemaal geen groente.

Groente, brood en melk zijn over het algemeen voldoende aanwezig in de voeding. Er is echter wel sprake van een gebrek aan inname van:

  • twee stuks fruit (11%)
  • vis (6%)
  • ei (6%)
  • peulvruchten (4%)
  • en noten, pitten en zaden (0%)

Ook eten deelnemers veel 45+-kaas. Wat betreft het voedingspatroon heeft 34% van de deelnemers één maaltijd overgeslagen, 8% geeft aan slechts één maaltijd te eten en 23% heeft geen tussendoortjes gegeten. Tot slot heeft 11% van de deelnemers aangegeven ’s nachts te eten.

Conclusie

Uit het onderzoek mogen we concluderen dat er verschillende tekorten in voedingsmiddelen naar voren komen. Hoewel de kwaliteit van de voedingsinname in de klinische zorg beter lijkt dan in de ambulante zorg, laat dit onderzoek zien dat de richtlijnen van het Voedingscentrum nog onvoldoende worden gevolgd.

De onderzoekers bevelen daarom aan om aandacht voor voeding en voedingsinterventies te richten op het bevorderen van gezonde voedingspatronen, gezond eetgedrag en een goede kwaliteit van voeding.
Daarbij is het belangrijk dat zorgprofessionals voldoende tijd, middelen en kennis krijgen om de cliënten op dit gebied goed te begeleiden. Aangezien voedingsinname gerelateerd is aan zowel lichamelijke als psychische gezondheid, is het belangrijk om meer in te zetten op voedingsdeskundigheid met specialisatie in de GGZ.

Meer weten over het artikel zelf?

Wil je meer weten over het hele artikel? Stuur dan een e-mail naar wetenschappelijkonderzoek@ggzcentraal.nl.

Wil je meer weten over wetenschappelijk onderzoek bij GGz Centraal in het algemeen?