Delphine Ambe is alweer 12 jaar psychiater bij GGz Centraal. Naast haar werk als psychiater bij het expertisecentrum bijwerkingen, doet ze promotieonderzoek met als thema: ‘de relatie tussen gevoel van regie in het eigen leven en het beloop van een depressie bij ouderen’. In dit artikel lees je waarom een hoge mate van regie ervaren in het eigen leven niet altijd wenselijk is.
Somatiek hoort erbij in de ouderenpsychiatrie
Delphine: “Als ouderenpsychiater is somatiek, ofwel lichamelijke ziekte, een groot onderdeel van je werk. Je komt méér ouderen tegen die wel iets onder de leden hebben dan niet. Is het nou astma, is het nou hoge bloeddruk of diabetes? Dat heeft invloed op je leven. Ook komen we in de praktijk veel mensen tegen met een depressieve stoornis.

Ik was geïnteresseerd in ‘wat is de invloed van chronisch lichamelijk ziek zijn op hoe het herstel van je depressie verloopt?’ Specifiek ben ik gaan kijken naar Mastery, kortweg gezegd het ervaren van controle over je leven. Deze ervaren regie gaat over het ‘ja’ zeggen op vragen als Heb ik controle over de dingen die me overkomen?’, ’Voel ik me vaak hulpeloos bij het omgaan met de problemen van het leven?’.
Mensen die meer regie ervaren, blijven beter trouw aan hun behandeling en medicatie. Je kunt ze goed uitleggen waar het voor dient en dit nemen ze ook op. Daarnaast hebben ze een betere leefstijl. En dat helpt ook bij herstel. In het algemeen hangt de ervaring van regie samen met factoren die bijdragen aan je herstel en positief in het leven staan. Ik was benieuwd of deze ervaring van regie iets is waar we wat mee kunnen in de zorg voor ouderen met een depressieve stoornis.”
Wat heeft Delphine onderzocht?
De eerste vraag is of het beloop van een depressie anders is voor mensen met nul, één of twee (of meer) chronische lichamelijke aandoeningen. Daar komt vervolgens het regie-element bij. Heeft het hebben van een lage, gemiddelde of hoge mate van ervaren regie invloed op de relatie tussen chronisch lichamelijk ziek zijn en het beloop van de depressie? Dit noemen we in onderzoekstermen een interactie-effect of een moderatie-effect.

De resultaten
- Mensen met een lage mate van regie scoren het hoogst op depressie ernst (ook na periode van twee jaar). Hoeveel chronische ziektes iemand met een lage regiescore heeft, maakt niet uit voor de ernst of het beloop van de depressie.
- Mensen met een gemiddelde en hoge mate van regie starten met een lagere score op depressie-ernst.
- Mensen met een gemiddelde mate van regie merken enigszins verschil als het gaat om het aantal chronische ziektes: hoe meer chronische ziekten, des te minder goed lukt het te herstellen van de depressie.
- Mensen met een hoge mate van regie merken wel iets meer verschil als het gaat om het aantal chronische ziekten dat ze hebben: hoe meer chronische ziekten, des te minder goed lukt het te herstellen van de depressie.
Delphine: “Onze verwachting was dat hogere mastery je ten goede zou komen. Maar wat blijkt is dus dat als je zo’n groot controlegevoel ervaart, dat het lastig is om te gaan met dingen waar je geen controle over hebt zoals chronische ziekten. Mensen met gemiddelde mastery kunnen daar beter in schakelen. Voor mensen met hoge mastery zou je dus graag een therapie inzetten die meer acceptatie-georiënteerd is, zoals ACT.”
Wat ga je doen met deze kennis?
Delphine: “Een heel sterk gevoel van controle is niet per definitie positief. Wij hebben nu de bril op dat wij voor iedereen dat controlegevoel zo groot mogelijk moeten maken. Eigenlijk moeten we niet direct proberen de regie groter te maken. Het zou beter zijn eerst de situatie te normaliseren en deze proberen te accepteren. Dit zorgt voor nauwelijks controleverlies. Vaak wordt een patiënt angstig en is erg zoekende als deze geen controle ervaart in een situatie, of de situatie niet begrijpt of niet weet wat te doen. Terwijl het tot op zekere hoogte ook mag en kan. Het is ook logisch dat je het niet allemaal weet. Dat hoeft ook niet. Zo kunnen we ze op de stoel zetten van acceptatie.”
Wat ga je doen met deze kennis?
Delphine: “Er zijn wel therapieën die mastery kunnen versterken. Bijvoorbeeld de Mastery Enhancement Therapy (MET). Ik wil onderzoeken of de MET bij ouderen met een lage mastery kan bijdragen aan het vergroten van hun weerbaarheid. Dit wil ik eerst op kleine schaal in de praktijk ervaren, voordat ik overweeg het breder te integreren in de dagelijkse zorg. Natuurlijk ga ik ook meer onderzoek doen.
Ik hoop mijn tweede artikel dit jaar te publiceren, en met het 3e artikel ga ik dit jaar ook beginnen. We blijven bezig.”